donderdag 24 mei 2012

de Vlaamse Identiteit


‘Migreren naar Vlaanderen: starterspakket voor familiemigranten’


Viceminister-president van de Vlaamse regering en Vlaams minister voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Toerisme, Inburgering en Vlaamse Rand Geert Bourgeois (N-VA) heeft een informatiebrochure uitgegeven over de waarden, normen, gewoonten, of anders gezegd de ‘do’s and don’ts’ van de Vlaamse samenleving, bedoeld voor migranten die hier hun geluk komen zoeken.

Toen ik over dit nieuwsfeit las in de populaire pers, en de eerste reacties hierop van Vlamingen en allochtonen te zien kreeg, kon ik het niet laten om de brochure op te gaan zoeken. Deze was gemakkelijk te vinden op de website www.inburgering.be, een informatieportaal voor al wie een verhuis naar ons land van melk en honing overweegt. Ze pleit talrijke voorbeelden te geven van wat we onder de ‘Vlaamse Identiteit’ moeten verstaan, en laat in niet mis op te vatten bewoordingen zien wat hier wel en niet kan, wenst men hier te wonen.

‘Aanpassen of wegwezen’, maar dan anders geformuleerd, wat niet kon beletten dat ik bij het lezen ervan bijna van mijn stoel viel van verbazing en verontwaardiging. Als dit immers een bloemlezing moet voorstellen van wat ‘Vlaams zijn’ betekent, prijs ik mijzelf gezegend tot diegenen te behoren die als ‘migrant’ bestempeld worden, door dezelfde lieden die dit prachtig stukje literatuur schreven en uitgaven. Migrant van de tweede generatie weliswaar, maar toch migrant en dus ‘niet-Vlaams’. En gelukkig maar!

Niet alleen bevat de brochure grove en soms lachwekkende veralgemeningen (‘Vlamingen houden van rust’) en zijn de flagrante vooroordelen tegenover al wie naar hier wil verhuizen niet te tellen (‘Het is verplicht om belastingen te betalen’; ‘Respecteer altijd de wet’; etc. Met andere woorden, migranten zijn criminele profiteurs), het telt ook onwaarheden en geeft opinies (van de Nieuw-Vlaamse Alliantie, lijkt me) uit als feiten (‘In Vlaanderen gaan kleuters vanaf 2,5 jaar naar school’).

Wat echter nog het meeste stoort, is het belerend toontje dat aangeslagen wordt, alsof de migranten die dit te zien zullen krijgen te dom om los te lopen zijn, en alsof het voldoende herhalen in de gebiedende wijs van wat belangrijk geacht wordt (‘U moet Nederlands leren’, en dat wel twintig keer op een totaal van zeventien bladzijden) ervoor zal zorgen dat men toch doordringt tot die hardgekookte migrantenhoofden. Voorbeelden daarvan zijn legio: ‘Toon interesse voor de school van uw kind’; ‘Ga altijd naar ouderavonden’; ‘Respecteer altijd de andere’; etc. Zo geeft de folder tussen de lijnen meer prijs van waar Vlamingen voor staan – al mag ik hopen dat ze niet voor ons allen spreekt – dan in de opgesomde voorbeelden van hoe het leven van de ‘model Vlaming’ eruit ziet. Want de eerste Vlaming die zich volledig in deze brochure kan vinden moet nog geboren worden, daar ben ik van overtuigd.

Zo zijn het beperkte aantal rasechte Vlamingen die ik ken zéker niet allemaal voortdurend stipt op tijd, leven ze niet allemaal slechts binnen de paar vierkante meters van hun woning (‘Vlamingen leven vooral in hun huis’), en af en toe komen ze zelfs onaangekondigd bij me op bezoek, stel je voor. We staan op zaterdagochtend ook niet met zijn allen elk het stukje straat voor onze deur schoon te vegen, en ik ken meer mensen die niet dan wel bij een of andere vereniging aangesloten zijn. Is het dus de bedoeling dat migranten meer Vlaams dan Vlaams worden, als ze zich vol goede wil op de studie van deze folder richten en leren in de Vlaamse pas te lopen, om dan te ontdekken dat Vlamingen toch ietsje meer openheid van geest en verdraagzaamheid bezitten dan hier wordt aangetoond? Het scheelt niet veel hoor, maar toch.

De wrange smaakt van dit blad dringt helemaal door als ik lees: ‘Hoe verschillend mensen ook zijn, in Vlaanderen is iedereen gelijk. Iedereen heeft dezelfde rechten en plichten, ongeacht geslacht, religie, afkomst, inkomen, uiterlijk, seksuele voorkeur…’. Met de recente moord op de homoseksuele én allochtone (nooit een ideale combinatie, zo blijkt) Ihsane Jarfi in het achterhoofd, getuigt het pretentieus willen aantonen van hoe respectvol Vlamingen wel niet zijn, naar mijn mening van erg slechte smaak, en ik hoop dan ook dat de getroffen familie dit niet te zien krijgt.

Als men deze uitgave nader bekijkt vanuit de verschillende screens, zoals gedefinieerd door Kenneth Burke, in een poging om aan te tonen wat hier precies gezegd wordt, door welk taalgebruik het gezegde naar voren komt, en welke kritiek te uiten valt, staat een eerste screen als een paal boven water: het onderwerp is Vlaanderen, als tegengesteld aan de rest van de wereld (inclusief de andere helft van België). Het is inderdaad opvallend hoe vaak de terminologie ‘Vlaanderen’, ‘Vlaams’, etc. gebruikt wordt, in deze brochure en elders. Men zou haast denken dat het hier al een onafhankelijke staat betreft, die het uitstekend doet zonder dat aanhangsel dat Wallonië heet.

Van het screen omtrent het actief pluralisme,  waarin diversiteit hoogtij viert en verschillen omarmd worden, kan hier dan weer geen sprake zijn, integendeel. Wat van telt lijkt is dat de Vlamingen, of ze nu hier geboren zijn of ‘Vlaming-wordend’, zich allemaal achter dezelfde principes scharen en verenigd worden in hun gelijkenissen. Weg met de uniciteit van het individu, weg met het zelfbeschikkingsrecht, weg zelfs met de vrijheid van meningsuiting. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat dit een pamflet is van een nationalistische partij, die voorwaarden wil opleggen (nogmaals: ‘U moet Nederlands leren’) aan wie een deel wilt van de Vlaams-nationale koek.

De folder analyseren vanuit een multicultureel perspectief lijkt al helemaal onbegonnen werk, daar van de ‘multi-cultuur’ voor de schrijvers helemaal geen sprake kan zijn, net zomin als van meervoudige identiteiten (Pinxten, 1998): de Vlaamse identiteit is de enige die vol te houden is in Vlaanderen, en dan nog zoals ze hier beschreven wordt, en niet anders.

Over godsdienst heeft de brochure ook iets te zeggen: ‘De meeste Vlamingen beschouwen godsdienst als iets persoonlijk. Iedereen mag vrij zijn godsdienst kiezen. Een godsdienst aan anderen opleggen, mag niet’. Er geldt dus vrijheid van godsdienst, tenminste zolang niemand er last van heeft. Het liefst hou je godsdienstvoorkeuren als Vlaming dan ook geheim, net zoals keuzes in het stemhokje en het bedrag op je loonbrief. Deze geheimdoenerij lijkt me een behoorlijke inperking van het maatschappelijke leven te zijn, maar wie ben ik?
Alvast niet iemand die achter deze informatiebundel staat.

In de publicatie staat ten slotte te lezen dat de Vlaamse overheid zich het recht toe-eigent persoonlijke vrijheden in te perken - ‘het verkeersreglement is daar een duidelijk voorbeeld van’ – om het samenleven te vergemakkelijken.
Naar mijn bescheiden mening doet de overheid door zo’n blaadje uit te geven heel wat meer dan enkel vrijheden beperken, en beperkt het ook en vooral de persoonlijke beleving van wat ‘Vlaams zijn’ betekent, alsook de identiteitsvorming van nieuwe en oude Vlamingen. 

Ik hoop dan ook dat wie dit als migrant te lezen krijgt, intelligent en breeddenkend genoeg is om het met een berg zout te nemen, of om dan maar voor een andere bestemming te kiezen. Als dat het Vlaanderen is waar me ik geacht wordt trots op te zijn, buig ik nu mijn hoofd in schaamte.
Lady Bird

Geciteerd werk:

de Vlaamse Overheid. (2012). Migreren naar Vlaanderen. Starterspakket voor familiemigranten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten