donderdag 24 mei 2012

fairy tales



















"The funny thing about fairy tales, is that we forget about them so fast. And we grow up, we buy things, we build up fences. We sell our innocence and forget our dreams. We forget who we are in order to be something we're not. And we'll keep believing in this so called truths, until we forget how to live. Or until we open our eyes, and wake up."





Immortal Beloved


Though still in bed, my thoughts go out to you, my Immortal Beloved, now and then joyfully, then sadly, waiting to learn whether or not fate will hear us - I can live only wholly with you or not at all - Yes, I am resolved to wander so long away from you until I can fly to your arms and say that I am really at home with you, and can send my soul enwrapped in you into the land of spirits - Yes, unhappily it must be so - You will be the more contained since you know my fidelity to you. 

No one else can ever possess my heart - never - never - Oh God, why must one be parted from one whom one so loves. 
And yet my life in V is now a wretched life - Your love makes me at once the happiest and the unhappiest of men - At my age I need a steady, quiet life - can that be so in our connection? 

My angel, I have just been told that the mailcoach goes every day - therefore I must close at once so that you may receive the letter at once - Be calm, only by a calm consideration of our existence can we achieve our purpose to live together - Be calm - love me - today - yesterday - what tearful longings for you - you - you - my life - my all - farewell. Oh continue to love me - 

never misjudge the most faithful heart of your beloved.

ever thine
ever mine
ever ours

Ludwig van Beethoven
(1812)

Afscheid van de meester


'Blokken bouwen, blokken bouwen...'
Wie zo kennis gemaakt heeft met het vak Kleuteropvoeding, wist in eerste instantie niet wat hem of haar overkwam.  Zijn we niet op de universiteit aangekomen, juist om het samen zingen van kinderachtige liedjes achter ons te laten, en ons te gaan verdiepen in bloedserieuze materie en droge theorieën? Is het niet daarvoor dat we getekend hebben?
Dat we leerden inzien dat blokken bouwen aan het fundament van onze opleiding raakt, en dat theorieën ook hun grenzen hebben, dat we zelfs deze grenzen mochten bevragen en er even vlotjes mochten overspringen als Fran over de bok gaat, hebben we te danken aan Professor Spoelders. Hij  was het die met harde hand en met een bokaal vol kleurige visjes, met strenge rechtvaardigheid én met een kwinkslag, - maar nooit zonder een kopje koffie – studenten uit alle hoeken van het land, maar toch vooral de West-Vlamingen onder ons, schrik wist aan te jagen, en hij was het die een luisterend oor over had voor onzinnige stageprojecten en nog veel minder zin houdende thesisonderwerpen. Om ze dan even begrijpend de grond in te boren, dat dan weer wel.
Van Professor Spoelders leerden we dat Antwerpen ‘t stad is, en de rest parking, dat Interculturele Pedagogiek als vak op net zoveel slaat als buitenlandse ouders die gedwongen Nederlands met hun kinderen praten, en dat de vakgroep Onderwijskunde maar beter ver uit de buurt blijft, het liefst helemaal aan de overkant van de straat. 
Maar hij bracht ons ook de liefde voor het vak bij, en getuigde daarbij van zoveel passie en enthousiasme dat het moeilijk werd hem hier in niet te volgen.  En zo namen we tijdens de eerste stage geheel onervaren een volledige kleuterklas op sleeptouw, om in de jaren daarna te vertrekken naar Vietnam en naar Cuba, naar Suriname, naar Bolivia en – voor de échte waaghalzen onder ons – zelfs naar Brussel.  
Zo leerden we vanzelfsprekendheden bevragen en kritiek uiten, niet in het minst op onze eigen argumenten, en kregen we er persoonlijkheidsvorming voor niets bij. 
Zo kwamen we de legendarische gebouwen aan de Dunantlaan binnen als studentjes en verlieten we ze als pedagogen, ook al is het nog steeds voor niemand echt duidelijk wat dat precies betekent.

Spoelders, of Spoelie voor zijn teerbeminde studenten, werd voor ons les na les en jaar na jaar meer dan een professor in wiens gunsten we probeerden te vallen en wiens oordeel we vreesden, hij werd een mentor en een pedagogisch ijkpunt, en bovenal een voorbeeld voor ons allen. Terugdenken aan de pedagogiek zonder aan Prof. Spoelders te denken is een onmogelijke opdracht geworden, en we danken hem daarvoor.

Mocht u zich ooit afvragen wat er van ons geworden is, hoe we in het leven zijn komen te staan en welke wegen we kozen te bewandelen, bedenk dan dat u ons geen betere basis, geen betere bril om naar de wereld te kijken en geen betere manier om ze te bevragen had kunnen geven, en laat deze gedachte dan los. Want niets is zo onvoorspelbaar als een student, en maar goed ook. 

Lady Bird

Op zoek naar het geluk


Op zaterdag 5 mei werd het lijk van een Afrikaanse verstekeling gevonden in een container in de haven van Antwerpen. De man was illegaal ingescheept in het Congolese Matadi, en
zat al een kleine maand opgesloten met een beperkte voorraad aan water en voedsel. Hij stierf door verstikking of ontbering, of allebei.


Naar aanleiding van dit nieuwsfeit ging Humo spreken met de jonge Afrikaan Mamadou, die momenteel in een centrum voor niet-begeleide minderjarigen verblijft. Ook hij poogde meerdere malen ‘de boot’ te nemen vanuit een Afrikaanse haven (hij wil liever zijn land van herkomst niet onthullen), tot hij er begin dit jaar in slaagde om mee te reizen met een containerschip die wagens naar Europa vervoert. Hij hield zich drie dagen lang verborgen
tussen de geplooide ophaalbrug en de achterwand van het schip, tot hij uitgehongerd naar de kombuis sloop en gevat werd. Vervolgens werd hij opgesloten tot de aankomst in de
haven van Antwerpen. Toen daar vastgesteld werd dat het om een minderjarige ging, werd hij overgebracht naar het centrum waar hij nu vertoeft. Hij zal daar blijven tot hij 18 wordt,
daarna loopt hij het risico uitgewezen te worden.


Wat vooral opvalt bij het lezen van dit artikel, is hoe graag jongeren als Mamadou naar Europa willen verkassen. Ze hebben er letterlijk lijf en leden voor over, en hangen vaak
jarenlang rond in Senegalese, Nigeriaanse of Marrokaanse havens voor ze de kans krijgen in te schepen. Ze weten daarbij vaak niet of de boot waarin ze zich bevinden naar Europa, dan
wel naar Amerika reist, of ‘gewoon’ in Afrika blijft. Zoals Mamadou zelf zegt, is het een ‘strijd op leven en dood’ waar moed en ontzettend veel doorzettingsvermogen voor vereist is.
Deze vorm van illegale migratie heeft volgens het artikel ook weinig te maken met mensensmokkel via vrachtwagens of vliegtuigen, waar dikwijls veel geld mee gemoeid is.
Bootvluchtelingen hebben dat geld niet. ze handelen bijna altijd op eigen houtje en vormen de meest kwetsbare en minst bekende groep onder de zogenoemde gelukzoekers' (Bulté, 2012).


De wanhopigheid die van dit verhaal afstraalt zal geen enkele lezer onverschillig laten, en de vraag stelt zich naar hoe uitzichtloos en onleefbaar de situatie van deze jongeren in hun land van herkomst moet geweest zijn, voor ze het erop waagden om op illegale en zeer gevaarlijke wijze mee te reizen met vrachtschepen.
In dit licht lijkt het dan ook onzinnig en wreed om jongeren als Mamadou terug te sturen, eens ze 18 geworden zijn en hun beschermingsstatuut kwijtspelen voor de Belgische wet.
Hoe menselijk kunnen we als samenleving pleiten te zijn als dergelijke verhalen dagelijks in de populaire media verschijnen, niets meer veroorzakend dan een rimpel aan het
wateroppervlak?


Ik wil hier dan ook het belang van dit soort verhalen benadrukken, die een middel kunnen zijn om de toenemende verharding en de bestaande immuniteit voor ellendigheid en
ongeluk te doorbreken. Ook al zijn verhalen als deze nooit neutraal, en moeten we oog hebben voor het doel van dit soort schrijven bij het interpreteren ervan, het ontkennen of
relativeren van de levenssituatie van deze jonge ‘gelukzoekers’, én van wat onze rol als gemeenschap zou kunnen zijn in het verbeteren ervan, is medogenloos primitief en valt, als
de samenleving die we zeggen te zijn, niet vol te houden.


Mamadou is hier gelukkig met het dak boven zijn hoofd en zijn drie maaltijden per dag. Hij wil graag studeren en mechanicien worden, en blijven voetballen zoals hij nu dagelijks in het
centrum kan doen. Dit is wat hier van belang is, wat de aangeworven bril om naar zijn verhaal te kijken ook is.
Lady Bird


Geciteerd Artikel:
Bulté, A. (2012, mei 15). Verstekelingen in Antwerpen. Humo, pp. 10-14.

de Vlaamse Identiteit


‘Migreren naar Vlaanderen: starterspakket voor familiemigranten’


Viceminister-president van de Vlaamse regering en Vlaams minister voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Toerisme, Inburgering en Vlaamse Rand Geert Bourgeois (N-VA) heeft een informatiebrochure uitgegeven over de waarden, normen, gewoonten, of anders gezegd de ‘do’s and don’ts’ van de Vlaamse samenleving, bedoeld voor migranten die hier hun geluk komen zoeken.

Toen ik over dit nieuwsfeit las in de populaire pers, en de eerste reacties hierop van Vlamingen en allochtonen te zien kreeg, kon ik het niet laten om de brochure op te gaan zoeken. Deze was gemakkelijk te vinden op de website www.inburgering.be, een informatieportaal voor al wie een verhuis naar ons land van melk en honing overweegt. Ze pleit talrijke voorbeelden te geven van wat we onder de ‘Vlaamse Identiteit’ moeten verstaan, en laat in niet mis op te vatten bewoordingen zien wat hier wel en niet kan, wenst men hier te wonen.

‘Aanpassen of wegwezen’, maar dan anders geformuleerd, wat niet kon beletten dat ik bij het lezen ervan bijna van mijn stoel viel van verbazing en verontwaardiging. Als dit immers een bloemlezing moet voorstellen van wat ‘Vlaams zijn’ betekent, prijs ik mijzelf gezegend tot diegenen te behoren die als ‘migrant’ bestempeld worden, door dezelfde lieden die dit prachtig stukje literatuur schreven en uitgaven. Migrant van de tweede generatie weliswaar, maar toch migrant en dus ‘niet-Vlaams’. En gelukkig maar!

Niet alleen bevat de brochure grove en soms lachwekkende veralgemeningen (‘Vlamingen houden van rust’) en zijn de flagrante vooroordelen tegenover al wie naar hier wil verhuizen niet te tellen (‘Het is verplicht om belastingen te betalen’; ‘Respecteer altijd de wet’; etc. Met andere woorden, migranten zijn criminele profiteurs), het telt ook onwaarheden en geeft opinies (van de Nieuw-Vlaamse Alliantie, lijkt me) uit als feiten (‘In Vlaanderen gaan kleuters vanaf 2,5 jaar naar school’).

Wat echter nog het meeste stoort, is het belerend toontje dat aangeslagen wordt, alsof de migranten die dit te zien zullen krijgen te dom om los te lopen zijn, en alsof het voldoende herhalen in de gebiedende wijs van wat belangrijk geacht wordt (‘U moet Nederlands leren’, en dat wel twintig keer op een totaal van zeventien bladzijden) ervoor zal zorgen dat men toch doordringt tot die hardgekookte migrantenhoofden. Voorbeelden daarvan zijn legio: ‘Toon interesse voor de school van uw kind’; ‘Ga altijd naar ouderavonden’; ‘Respecteer altijd de andere’; etc. Zo geeft de folder tussen de lijnen meer prijs van waar Vlamingen voor staan – al mag ik hopen dat ze niet voor ons allen spreekt – dan in de opgesomde voorbeelden van hoe het leven van de ‘model Vlaming’ eruit ziet. Want de eerste Vlaming die zich volledig in deze brochure kan vinden moet nog geboren worden, daar ben ik van overtuigd.

Zo zijn het beperkte aantal rasechte Vlamingen die ik ken zéker niet allemaal voortdurend stipt op tijd, leven ze niet allemaal slechts binnen de paar vierkante meters van hun woning (‘Vlamingen leven vooral in hun huis’), en af en toe komen ze zelfs onaangekondigd bij me op bezoek, stel je voor. We staan op zaterdagochtend ook niet met zijn allen elk het stukje straat voor onze deur schoon te vegen, en ik ken meer mensen die niet dan wel bij een of andere vereniging aangesloten zijn. Is het dus de bedoeling dat migranten meer Vlaams dan Vlaams worden, als ze zich vol goede wil op de studie van deze folder richten en leren in de Vlaamse pas te lopen, om dan te ontdekken dat Vlamingen toch ietsje meer openheid van geest en verdraagzaamheid bezitten dan hier wordt aangetoond? Het scheelt niet veel hoor, maar toch.

De wrange smaakt van dit blad dringt helemaal door als ik lees: ‘Hoe verschillend mensen ook zijn, in Vlaanderen is iedereen gelijk. Iedereen heeft dezelfde rechten en plichten, ongeacht geslacht, religie, afkomst, inkomen, uiterlijk, seksuele voorkeur…’. Met de recente moord op de homoseksuele én allochtone (nooit een ideale combinatie, zo blijkt) Ihsane Jarfi in het achterhoofd, getuigt het pretentieus willen aantonen van hoe respectvol Vlamingen wel niet zijn, naar mijn mening van erg slechte smaak, en ik hoop dan ook dat de getroffen familie dit niet te zien krijgt.

Als men deze uitgave nader bekijkt vanuit de verschillende screens, zoals gedefinieerd door Kenneth Burke, in een poging om aan te tonen wat hier precies gezegd wordt, door welk taalgebruik het gezegde naar voren komt, en welke kritiek te uiten valt, staat een eerste screen als een paal boven water: het onderwerp is Vlaanderen, als tegengesteld aan de rest van de wereld (inclusief de andere helft van België). Het is inderdaad opvallend hoe vaak de terminologie ‘Vlaanderen’, ‘Vlaams’, etc. gebruikt wordt, in deze brochure en elders. Men zou haast denken dat het hier al een onafhankelijke staat betreft, die het uitstekend doet zonder dat aanhangsel dat Wallonië heet.

Van het screen omtrent het actief pluralisme,  waarin diversiteit hoogtij viert en verschillen omarmd worden, kan hier dan weer geen sprake zijn, integendeel. Wat van telt lijkt is dat de Vlamingen, of ze nu hier geboren zijn of ‘Vlaming-wordend’, zich allemaal achter dezelfde principes scharen en verenigd worden in hun gelijkenissen. Weg met de uniciteit van het individu, weg met het zelfbeschikkingsrecht, weg zelfs met de vrijheid van meningsuiting. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat dit een pamflet is van een nationalistische partij, die voorwaarden wil opleggen (nogmaals: ‘U moet Nederlands leren’) aan wie een deel wilt van de Vlaams-nationale koek.

De folder analyseren vanuit een multicultureel perspectief lijkt al helemaal onbegonnen werk, daar van de ‘multi-cultuur’ voor de schrijvers helemaal geen sprake kan zijn, net zomin als van meervoudige identiteiten (Pinxten, 1998): de Vlaamse identiteit is de enige die vol te houden is in Vlaanderen, en dan nog zoals ze hier beschreven wordt, en niet anders.

Over godsdienst heeft de brochure ook iets te zeggen: ‘De meeste Vlamingen beschouwen godsdienst als iets persoonlijk. Iedereen mag vrij zijn godsdienst kiezen. Een godsdienst aan anderen opleggen, mag niet’. Er geldt dus vrijheid van godsdienst, tenminste zolang niemand er last van heeft. Het liefst hou je godsdienstvoorkeuren als Vlaming dan ook geheim, net zoals keuzes in het stemhokje en het bedrag op je loonbrief. Deze geheimdoenerij lijkt me een behoorlijke inperking van het maatschappelijke leven te zijn, maar wie ben ik?
Alvast niet iemand die achter deze informatiebundel staat.

In de publicatie staat ten slotte te lezen dat de Vlaamse overheid zich het recht toe-eigent persoonlijke vrijheden in te perken - ‘het verkeersreglement is daar een duidelijk voorbeeld van’ – om het samenleven te vergemakkelijken.
Naar mijn bescheiden mening doet de overheid door zo’n blaadje uit te geven heel wat meer dan enkel vrijheden beperken, en beperkt het ook en vooral de persoonlijke beleving van wat ‘Vlaams zijn’ betekent, alsook de identiteitsvorming van nieuwe en oude Vlamingen. 

Ik hoop dan ook dat wie dit als migrant te lezen krijgt, intelligent en breeddenkend genoeg is om het met een berg zout te nemen, of om dan maar voor een andere bestemming te kiezen. Als dat het Vlaanderen is waar me ik geacht wordt trots op te zijn, buig ik nu mijn hoofd in schaamte.
Lady Bird

Geciteerd werk:

de Vlaamse Overheid. (2012). Migreren naar Vlaanderen. Starterspakket voor familiemigranten.