donderdag 24 mei 2012

Op zoek naar het geluk


Op zaterdag 5 mei werd het lijk van een Afrikaanse verstekeling gevonden in een container in de haven van Antwerpen. De man was illegaal ingescheept in het Congolese Matadi, en
zat al een kleine maand opgesloten met een beperkte voorraad aan water en voedsel. Hij stierf door verstikking of ontbering, of allebei.


Naar aanleiding van dit nieuwsfeit ging Humo spreken met de jonge Afrikaan Mamadou, die momenteel in een centrum voor niet-begeleide minderjarigen verblijft. Ook hij poogde meerdere malen ‘de boot’ te nemen vanuit een Afrikaanse haven (hij wil liever zijn land van herkomst niet onthullen), tot hij er begin dit jaar in slaagde om mee te reizen met een containerschip die wagens naar Europa vervoert. Hij hield zich drie dagen lang verborgen
tussen de geplooide ophaalbrug en de achterwand van het schip, tot hij uitgehongerd naar de kombuis sloop en gevat werd. Vervolgens werd hij opgesloten tot de aankomst in de
haven van Antwerpen. Toen daar vastgesteld werd dat het om een minderjarige ging, werd hij overgebracht naar het centrum waar hij nu vertoeft. Hij zal daar blijven tot hij 18 wordt,
daarna loopt hij het risico uitgewezen te worden.


Wat vooral opvalt bij het lezen van dit artikel, is hoe graag jongeren als Mamadou naar Europa willen verkassen. Ze hebben er letterlijk lijf en leden voor over, en hangen vaak
jarenlang rond in Senegalese, Nigeriaanse of Marrokaanse havens voor ze de kans krijgen in te schepen. Ze weten daarbij vaak niet of de boot waarin ze zich bevinden naar Europa, dan
wel naar Amerika reist, of ‘gewoon’ in Afrika blijft. Zoals Mamadou zelf zegt, is het een ‘strijd op leven en dood’ waar moed en ontzettend veel doorzettingsvermogen voor vereist is.
Deze vorm van illegale migratie heeft volgens het artikel ook weinig te maken met mensensmokkel via vrachtwagens of vliegtuigen, waar dikwijls veel geld mee gemoeid is.
Bootvluchtelingen hebben dat geld niet. ze handelen bijna altijd op eigen houtje en vormen de meest kwetsbare en minst bekende groep onder de zogenoemde gelukzoekers' (Bulté, 2012).


De wanhopigheid die van dit verhaal afstraalt zal geen enkele lezer onverschillig laten, en de vraag stelt zich naar hoe uitzichtloos en onleefbaar de situatie van deze jongeren in hun land van herkomst moet geweest zijn, voor ze het erop waagden om op illegale en zeer gevaarlijke wijze mee te reizen met vrachtschepen.
In dit licht lijkt het dan ook onzinnig en wreed om jongeren als Mamadou terug te sturen, eens ze 18 geworden zijn en hun beschermingsstatuut kwijtspelen voor de Belgische wet.
Hoe menselijk kunnen we als samenleving pleiten te zijn als dergelijke verhalen dagelijks in de populaire media verschijnen, niets meer veroorzakend dan een rimpel aan het
wateroppervlak?


Ik wil hier dan ook het belang van dit soort verhalen benadrukken, die een middel kunnen zijn om de toenemende verharding en de bestaande immuniteit voor ellendigheid en
ongeluk te doorbreken. Ook al zijn verhalen als deze nooit neutraal, en moeten we oog hebben voor het doel van dit soort schrijven bij het interpreteren ervan, het ontkennen of
relativeren van de levenssituatie van deze jonge ‘gelukzoekers’, én van wat onze rol als gemeenschap zou kunnen zijn in het verbeteren ervan, is medogenloos primitief en valt, als
de samenleving die we zeggen te zijn, niet vol te houden.


Mamadou is hier gelukkig met het dak boven zijn hoofd en zijn drie maaltijden per dag. Hij wil graag studeren en mechanicien worden, en blijven voetballen zoals hij nu dagelijks in het
centrum kan doen. Dit is wat hier van belang is, wat de aangeworven bril om naar zijn verhaal te kijken ook is.
Lady Bird


Geciteerd Artikel:
Bulté, A. (2012, mei 15). Verstekelingen in Antwerpen. Humo, pp. 10-14.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten